- coupé
- coupe [koep]〈v.〉1 coupe ⇒ glas, kelk, bokaal2 〈sport en spel〉beker ⇒ cup3 (het) snijden ⇒ (het) knippen, (het) maaien4 (het) kappen ⇒ (het) hakken, kap5 coupe ⇒ pasvorm, snit, vorm 〈van gezicht〉6 doorsnede ⇒ snede7 〈kaartspel〉(het) afnemen8 〈taalkunde〉(het) afbreken 〈van woorden〉♦voorbeelden:1 〈figuurlijk〉 la coupe est pleine, déborde • de maat is vol〈spreekwoord〉 il y a loin de la coupe aux lèvres • tussen lepel en mond valt veel pap op de grond3 coupe de cheveux • (het) knippen van het haar, kapselune coupe et un shampooing • wassen en knippenétoffe dure à la coupe • stof die moeilijk is te knippen4 coupe sombre • (het) uitdunnen van een bos; 〈figuurlijk〉belangrijke besnoeiingfaire des coupes sombres dans un texte • veel schrappen in een tekstcoupe à blanc • kaalslag8 mauvaise coupe • afbreekfout¶ boire la coupe jusqu'à la lie • de lijdensbeker tot op de bodem ledigenêtre, se trouver sous la coupe de qn. • het eerste moeten spelen nadat is gecoupeerd; 〈figuurlijk〉afhankelijk van iemand zijnmcoupé
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.